Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe houdende regels omtrent individuele inkomenstoeslag gemeente West Betuwe 2020

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe houdende regels omtrent individuele inkomenstoeslag gemeente West Betuwe 2020

Het college van burgemeester en wethouders;

gelet op:

  • -

    artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    de artikelen 8, eerste lid, onder b en tweede lid, en 36 van de Participatiewet;

  • -

    artikel 3, lid 2 van de Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente West Betuwe 2020;

overwegende dat:

het wenselijk is regels vast te stellen voor het begrip ‘geen uitzicht op inkomensverbetering’.

besluit:

vast te stellen de beleidsregels individuele inkomenstoeslag gemeente West Betuwe 2020.

Artikel 1. Begrippen

  • 1. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Verordening: de Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente West Betuwe 2020.

  • 2. De overige begrippen in deze beleidsregels in deze verordening worden in dezelfde betekenis gehanteerd als in de Verordening individuele inkomenstoeslag gemeente West Betuwe 2020.

Artikel 2. Uitzicht op inkomensverbetering

  • 1. Indien belanghebbende zicht heeft op inkomensverbetering binnen 12 maanden, dan ontbreekt het recht op individuele inkomenstoeslag.

  • 2. Groepen waarvan gesteld kan worden dat er zicht is op inkomensverbetering:

    • a.

      personen die uit ’s Rijks kas bekostigd onderwijs volgen of onderwijs dat naar aard en doel daarmee vergelijkbaar is;

    • b.

      personen die maximaal zes maanden voor de peildatum hun opleiding hebben beëindigd;

    • c.

      werkenden die bewust kiezen voor een deeltijdbaan maar wel potentieel hebben om hun inkomen te verbeteren;

    • d.

      personen aan wie in de referteperiode een maatregel is opgelegd wegens het niet of voldoende nakomen van de in artikel 9 of artikel 18, vierde lid van de wet bedoelde verplichtingen.

Artikel 3. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking na bekendmaking op 1 januari 2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 5 november 2019.

Burgemeester en wethouders van de gemeente West Betuwe

de secretaris,

de burgemeester,

Toelichting

Artikel 2. Uitzicht op inkomensverbetering

In de wet en de Verordening is gekozen voor het begrip ‘uitzicht op inkomensverbetering’. In deze beleidsregels zijn 4 groepen beschreven waarvan gesteld kan worden dat er waarschijnlijk zicht is op inkomensverbetering.

  • a.

    Opgenomen is dat studenten niet in aanmerking komen voor de individuele inkomenstoeslag. Het feit dat het soms nog geruime tijd kan duren voordat er sprake is van een inkomensverbetering is niet van belang. Ook het gegeven dat er niet voor alle studenten inkomensverbetering zal optreden is niet van belang. We spreken van studenten bij personen die uit 's Rijks kas bekostigdonderwijs volgen. In het geval van echtgenoten/partners waarbij één van de belanghebbenden een studie volgt is deze persoon uitgesloten van het recht op bijstand en het recht op individuele inkomenstoeslag. Omdat beide echtgenoten/partners samen aan alle voorwaarden moeten voldoen zijn zij beiden uitgesloten van het recht op individuele inkomenstoeslag.

  • b.

    Van een recente beëindiging van de deelname aan onderwijs of beroepsopleiding is sprake tot uiterlijk zes maanden na het tijdstip van beëindigen van de opleiding.

  • c.

    In deze situatie verricht belanghebbende onvoldoende inspanning om tot inkomensverbetering te komen

  • d.

    De persoon die een aanvraag doet voor de individuele inkomenstoeslag dient alle mogelijke inspanningen verricht te hebben om tot inkomensverbetering te komen (artikel 36, tweede lid, van de Participatiewet). Wanneer er een afstemming is opgelegd volgens de gemeentelijke afstemmingsverordening wegens het niet voldoen aan de verplichtingen i.v.m. arbeidsinschakeling dan kun je stellen dat belanghebbende niet voldoende inspanningen heeft verricht en dus niet in aanmerking komt voor de individuele inkomenstoeslag.